De grootsheid van kleine dingen

Femke ontmoet… Janny van de Donk

Het is herfst, de eerste herfst zonder mijn moeder. Wat kon ze genieten van de bonte herfstpracht in de bossen. De afgelopen jaren, maar ook toen ik nog klein was. Ik zie mezelf als kind weer naast haar lopen. Samen luisteren we naar het knisperen van de bladeren onder onze voeten. We zoeken naar kabouter-paddenstoelen, van die mooie rode met witte stippen. Snel trek ik mama mee. ‘Kijk mama, daar staat er een.’

Vandaag ontmoet ik Janny van de Donk, vrijwilliger bij hospice De Cocon in Sint Anthonis. We wandelen door het herfstlandschap. Bruine bladeren bedekken de grond in het bos als een dikke deken. De bomen zijn nog niet helemaal kaal, maar de wind doet hard zijn best om ook de overgebleven bladeren te laten vallen. Met iedere stap kraken de blaadjes op de grond. Met de wind vol in ons gezicht stappen we naast elkaar in een stevig tempo voort. Heerlijk. Janny vertelt mij over zichzelf en over haar ervaringen bij het hospice.

Janny, een krachtige vrouw, achtenvijftig jaar, moeder van vier kinderen. Van haar moeder kreeg ze haar betrokkenheid mee, van haar vader het aanpakken of sjouwen zoals ze het zelf noemt. En van zichzelf? ‘Ik ben best eigenwijs, trek mijn eigen plan. Ik ben graag onder de mensen. Ik heb de lat voor mezelf altijd heel hoog gelegd, dat heb ik van huis uit meegekregen. In alles wat ik deed streefde ik naar perfectie. Dat is niet altijd even makkelijk.’ Ik voel herkenning, weet hoe lastig het kan zijn als je altijd vindt dat het beter kan.

In 2016 kwam Janny door verschillende omstandigheden in de ww. Een traject met jobcoach volgde. In dat traject herontdekte ze haar intuïtie. De eerste vraag die ze moest beantwoorden was: waar word je blij van? Dat was haar heel snel duidelijk: kleine dingen die op een dag gebeuren en die haar doen glimlachen. Ze noemt het de kracht van de glimlach. Janny vervolgt: ‘Ik kwam uit een pittige periode en had mezelf voorgenomen om vanaf dat moment vooral dingen te gaan doen waar ik blij van word, eventueel met minder salaris. Ik wilde me niet meer steeds bewijzen en ook niet meer op mijn tenen lopen. Ik ging terug naar mijn gevoel en besloot alle stappen die ik vanaf dan zou nemen alleen nog maar met mijn buik te nemen.’

Janny ging op zoek naar een werkveld waarin ze contact met mensen kon hebben en vooral zichzelf zou kunnen zijn. De vrijwilligerskant van de uitvaartzorg en het hospice spraken haar erg aan. ‘Daaruit sprak zoveel zorg en rust’, legt ze me uit. Ze bezocht hospice de Cocon in Sint Anthonis en voelde zich daar direct thuis. ‘Ik kan daar gewoon mezelf zijn, hoef niets te presteren of te laten zien. Ik ben er gewoon IK, ik ben er gewoon Janny. En dat is heel waardevol voor me.’

Ik ben benieuwd waaruit het vrijwilligerswerk bestaat. Janny licht het me toe: ‘De vrijwilligers verzorgen licht huishoudelijk werk en zijn beschikbaar voor de mensen die naar de Cocon komen voor hun laatste levensfase. We bekijken per moment waar de behoefte ligt van onze gasten. Soms is dat een luisterend oor, soms wat lekkers. Voor een ander is het al goed als ik even in stilte naast het bed kom zitten en een hand vasthoud. Een andere keer wil iemand vooral met rust gelaten worden. Het gaat om comfort, aandacht en rust. Er is geen hectiek, geen druk, geen moeten. Het is voor mij alsof de tijd en het leven vertraagt als ik in de Cocon ben.’ Al luisterend naar Janny dwalen mijn gedachten af naar mama. Naar die dagen dat ik bij haar was in de laatste fase van haar leven. Alleen wij samen, verder was er niets belangrijk. Samen zijn, niets meer en niets minder.

Janny vertelt hoe ze zich sterk richt op non-verbale communicatie van de gasten en hun naasten. Ze geniet van het geven van oprechte aandacht. Dat zit hem vaak in kleine dingen. Soms zegt een glimlach genoeg. ‘Er gaat bijna geen dienst voorbij of er is een mooi moment, een diamantje, een pareltje dat zich voordoet. Ik probeer die momenten heel bewust te zien en op te slaan. Dat geeft me energie en maakt het werk als vrijwilliger voor mij heel plezierig.’ De warmte en het enthousiasme waarmee Janny vertelt over haar ervaringen zijn aanstekelijk. Zou dit waardevolle werk ook iets voor mij zijn?

Al snel nadat Janny begonnen was aan haar vrijwilligerswerk bij de Cocon, kreeg ze ook weer een betaalde baan: drie dagen op een salarisadministratie, zodat er ook nog tijd overbleef voor de Cocon.

We wandelen ondertussen over een grote vlakte en stoppen als vanzelf even om te kijken naar een groep runderen die rustig in het gras liggen te herkauwen. Ze liggen daar gewoon te zijn. Onverstoorbaar alsof tijd geen rol speelt. Ons gesprek valt spontaan even stil… Ik denk terug aan de laatste weken van mijn moeder. Die dag begin maart: de zon schijnt en ik stel voor om samen buiten op het terras onze boterham op te eten. Ik wil zo graag dat ze nog een keer buiten van haar tuin kan genieten, de vogels kan horen zingen. Eerst wil ze niet naar buiten. Ze is bang, bang voor de emoties die het op zal roepen. Toch zet ik door. Ik help haar een extra laag warme kleding aan te trekken, help haar in de ligstoel en leg een fleecedeken over haar heen. We zitten misschien een kwartiertje in stilte buiten. Het is zo intens. De zon verwarmt onze gezichten, de vogeltjes zijn druk kwetterend in de weer. Ik zie een glimlach op mama’s gezicht als ik haar aankijk. Ik voel blijdschap. Zoiets kleins is zo groots.

Dat iemand in zijn laatste levensfase soms een heel ander mens is dan dat hij in de rest van zijn leven is geweest, realiseerde Janny zich toen ze op een dag een fotoboekje mocht inzien van een van de gasten. Ze zag kinderen en kleinkinderen, veel activiteit en mooie plaatjes. Ze had het boekje al dichtgedaan, toen ze zich bedacht dat de mevrouw die naast haar op het bed lag hoogstwaarschijnlijk ook zelf op de foto’s stond. ‘Ik bladerde terug en zag het contrast. Ik had haar niet herkend. Wij nemen in de Cocon geen afscheid van de actieve mens, wij nemen afscheid van iemand van wie het leven klaar is.’

Al verder wandelend tussen de bomen, zie ik een mooie parallel. De verkleurde bladeren die op het punt staan om door de stevige en gure wind van de takken geblazen te worden, lijken in niets meer op de sappige groene bladeren die afgelopen zomer zo groots aan de bomen hingen. Nu missen ze de kracht om nog veel langer te blijven hangen. Wanneer zal het moment daar zijn dat zij de tak waaraan ze hangen loslaten?

Als ik Janny vraag hoe zij tegen de dood aankijkt antwoordt ze: ‘Doodgaan is niet erg of eng, het hoort bij het leven, het hoort bij de natuur. Alhoewel ik dat zo stellig niet wil zeggen bij de dood van kinderen en jonge mensen’, voegt ze er snel aan toe. ‘En ook bij een ongeval is er geen sprake van een geleidelijk proces. In de Cocon zien we echter dat bij onze gasten op enig moment een zekere vorm van acceptatie ontstaat en dat het lichaam langzamerhand het leven niet meer aankan. Natuurlijk is er het verlies en verdriet voor de nabestaanden, maar ik denk dat het voor de overledene een moment is van rust. Het is klaar.’

Ik ben weer even terug bij mama. Zes dagen voor haar overlijden geeft ze aan dat het genoeg is geweest. Ze kan niet meer. We zeggen dat ze mag gaan, ze heeft genoeg gevochten. Vragende ogen kijken me aan: ‘Hoe moet ik dan gaan?’ Ik heb geen antwoord. Een traan biggelt langzaam over mijn wang omlaag.

Haar laatste dag… Papa, mijn zus en ik zitten aan haar bed, we weten dat het tijd is. De hele dag zijn we al bij haar. Ons gezin zoals het vroeger was. Mama’s ogen zijn open, alsof ze niets wil missen, maar ze reageert niet meer. Wat krijgt ze nog mee? We praten, lachen en huilen. Halen herinneringen op. Ik ben verdrietig en gelukkig tegelijk. We proosten op het leven. Dankbaar voor alle mooie herinneringen samen. Dankbaar dat aan haar gevecht een eind komt. Later die nacht maakt mama haar laatste stap. Wij zijn dicht bij haar. Ze heeft een weg gevonden om te gaan.

Mijn ontmoeting met Janny eindigt bij haar huis. Het is inmiddels gaan miezeren. Onze wangen gloeien. De tijd is omgevlogen en lijkt tegelijkertijd even stil te hebben gestaan. Vanbinnen ben ik warm. Als ik naar huis rijd kan ik me voorstellen hoe fijn het moet zijn om iemand tot steun te mogen zijn in die laatste, kwetsbare periode van zijn leven. Als kleine dingen groots zijn.