Grote verliezen voor een klein meisje

Grote verliezen voor een klein meisje - 1971

Naar school gaan vond ik niet fijn maar het moest. Ik liep met mijn banaan in mijn hand het paadje af. Net vijf jaar en ik vond de wereld een wonderlijke plek. Ik had een broertje, heel lief en samen hadden wij een grote hond Winnie. Hij was zo vreselijk lief en echt mijn maatje. Op een dag besloot mama dat hij weg moest. Winnie was te groot geworden en verloor te veel haren in huis. Ik had nog nooit zoveel verdriet gevoeld. Als 5-jarig meisje beleefde ik dat mijn grote vriend weg moest, de vriend die rust gaf.

Wat was ik boos! Ik herinner mij nog goed hoe het was toen Winnie werd opgehaald. Er stond een man op de stoep met een alpinopet op en een lange regenjas aan. Ik keek omhoog maar kon niet in zijn ogen kijken…Ik vertelde dit later tegen mijn moeder. `Ach kind, doe gewoon` zei ze. Ik vroeg me af wat is `gewoon`. Daar ging mijn eerste grote vriend, achter in een koude bench keek hij naar ons en de man reed met hem de straat uit.

Moeder was alles behalve een stabiele factor in mijn leventje. Vaak had ik het idee dat ze er niet was, dat ze zich ook geen raad wist met de moeilijke vragen die ik stelde. De kleuterschool bood mij veel ruimte om mijn creativiteit te omarmen, ontwikkelen. Dit ging echter niet lang goed, want na dit creatieve jaar gingen wij opeens verhuizen… Het was zomervakantie en na deze vakantie ging ik starten op de basisschool. We kregen een plek achter in het dorp, achter het huis van mijn opa en oma. Zij hadden tien kinderen waarvan er nog zeven bij hen in huis woonden, dus een vol huis. Ik liep er altijd binnen maar als opa thuis was vond ik het niet fijn. Van hem mocht je nooit bij oma zitten.

We waren op school in de eerste klas. Samen met mijn jongste oom zat ik in de klas. Het was 30 september, een rustige zonnige dag. Zo’n herfstdag waarvan ik zo kon genieten. Zo’n dag dat de natuur tot rust kwam en ik tot rust kwam in die natuur. We zaten te schrijven en opeens vloog de klasdeur open. Twee ooms van mij kwamen binnen met de mededeling dat ze mij en mijn oom op kwamen halen. Er was iets ernstigs gebeurd waar de hele familie bij aanwezig moest zijn. Ik keek op en eigenlijk zonder het antwoord van de juf af te wachten kwam mijn oom naar mijn tafeltje en plukte me erachter uit door me op te tillen en mee te nemen, gevolgd door de andere oom die mijn jongste oom meenam. Altijd heb ik mijzelf afgevraagd wat de juf daar wel niet van vond.

Ze zetten ons in de kleine auto van mijn oom en we reden als een speer naar Boxmeer, naar het ziekenhuis. Onderweg werd ons verteld wat er gebeurd was… Een jongeman had met zijn busje mijn oma aangereden en zij lag nu in het ziekenhuis. We stapten uit bij het ziekenhuis. Op dat moment kreeg ik een koude rilling van mijn hoofd tot onder mijn voeten. Iemand zei tegen mij in mijn hoofd ‘wees voorbereid, be prepared’ of zoiets. Ik keek naar het ziekenhuis, stond naast oom Robert en dacht in mijzelf ‘we gaan naar oma, maar zij weet dat niet’.

We liepen zo een afdeling op. Achterin de gang zaten de andere broers en zussen van mijn moeder. In de linkerkamer lag oma. Mijn oom vroeg of ik naar oma wilde. Hij zei dat ze alleen niks meer kon zeggen. Iedereen huilde op de gang. Ik werd bij de hand genomen en liep haar kamer binnen. Ze lag plat op haar rug, een stille glimlach om haar mond. Uit haar oren liepen kleine straaltjes bloed. Wat raar, bloed uit je oren. Ook was haar gezicht en vooral haar voorhoofd helemaal geschaafd. Ze wilde nog wat tegen me zeggen, maar het kon niet meer.
Dat dit zomaar kon daar begreep ik als klein meisje helemaal niks van.

We zijn terug naar school gebracht en ‘s middags na school gingen we met ons gezin, papa was er ook bij, weer naar het ziekenhuis. Om kwart over vier liepen we de afdeling op waar oma in een kamer lag. Toen we bij de kamer van oma kwamen, werd ons medegedeeld dat zij een kwartier eerder was overleden. Opa was bij haar op dat moment. Dan was oma in ieder geval niet alleen terwijl zij haar laatste adem uitblies.

De dagen erna en haar begrafenis heb ik niet bewust meegemaakt. Mijn broer en ik zijn wel mee geweest om te kijken in haar kist. Als kind begreep ik het niet dat zij daar lag en dood was. Ik voelde me machteloos en verdrietig. Het was zo oneerlijk dat wij nu al onze oma weg moesten brengen, ze kon niets meer meemaken van ons terwijl we opgroeiden.

Iemand die niet had opgelet in het verkeer had er voorgoed voor gezorgd dat ik geen oma en mijn oom geen mama meer had.

 

Januari 2020, Jolanda Hendriks-Hopman

Cursist 'Een schatkist vol herinneringen - het begin' najaar 2019


Wil je ook deelnemen aan een schrijfcursus of -workshop van Femke Ontmoet en ervaren wat schrijven over je leven met jou doet? Ga dan naar de pagina 'Cursus en workshop' voor meer informatie.


Wil je nog meer verhalen lezen? Ga dan naar de pagina Verhalen lezen.